Veelgestelde vragen over damherten

  1. Wat gaat er gebeuren, waarom en wanneer?

 

Waarom moeten de damherten beheerd worden?

In het NPZK is altijd plaats geweest voor damherten en dat blijft ook zo! Maar voor damherten geldt ook dat zij geen natuurlijke vijanden hebben. Als wij niet beheren groeit het aantal damherten zo enorm dat dit schade aan de natuur en gevaarlijke situaties kan opleveren.

Natuurschade ontstaat doordat teveel grazers in de duinen overbegrazing veroorzaken, waardoor het voor andere planten en dieren erg moeilijk of onmogelijk wordt te overleven en de natuurlijke balans in het gebied verstoord raakt.

Daarnaast trekken de damherten ‘s winters het natuurgebied uit en kunnen dan overlast veroorzaken in tuinen en op akkers. Ook kunnen gevaarlijke situaties ontstaan op wegen en de spoorlijn. Om de populatie te reguleren, hebben we als beheerders allerlei opties bekeken. We zijn tot de slotsom gekomen dat beheer de enige manier is. Daarom willen we ingrijpen.

Waarom is dit nu actueel?

Er zijn voorbeelden van gebieden waar het aantal herten zo groot is, dat er flinke natuurschade optreedt (bijvoorbeeld de AWD). Dit schaadt de doelstellingen van de N2000-habitats. In het Nationaal Park was in 2015 ook al natuurschade door damherten te zien, maar gelukkig nog niet in dezelfde mate. We willen voorkomen dat het net zo erg wordt en kiezen er daarom voor om nu in te grijpen en de damhertenpopulatie te reguleren.

Wat houdt die natuurschade nu eigenlijk in?

Jarenlang was de invloed van damherten op plantengroei overwegend positief in de duinen. Bij een te groot aantal herten is het effect op bloemplanten in zowel duingraslanden als duinbossen, negatief. Het gaat niet alleen om zeldzame soorten, maar ook om algemene soorten, die voor insecten (bv. vlinders) van zeer groot belang zijn als waard- of nectarplant. Ook de jonge struik- en boomlaag lijdt onder de vraat van damherten, het bos verjongt niet meer. Bijvoorbeeld in eiken- en essenbos zijn geen jonge boompjes meer. De struik-etage van inlandse vogelkers, lijsterbes en dergelijke ontbreekt nu in een aantal bosdelen. Dit heeft weer een negatief effect op de broedvogels.

Omdat duingraslanden en duinbossen zoals we ze in Nederland hebben verder weinig voorkomen, zijn ze als zeer belangrijk aangemerkt in het Europese natuurnetwerk Natura2000. We hebben een bijzondere verantwoordelijkheid voor de instandhouding van de habitats en soorten die daarin leven.

De effecten van herten en grazers op de natuur worden gevolgd door onderzoek (lees hier meer over onderzoek door PWN). De effecten en het onderzoek worden geschreven in het faunabeheerplan, dat in te zien is via de website van de Faunabeheereenheid: www.fbenoordholland.nl .

Wat gebeurt er als we niks doen?

Dan blijft de populatie doorgroeien, waardoor de schade aan flora en fauna toeneemt. Bovendien neemt het risico op verkeersongelukken en landbouwschade toe. De hoeveelheid voedsel voor damherten zal uiteindelijk beperkt zijn, waardoor herten dan onvoldoende reserves kunnen opbouwen voor de winter en het risico op verhongering toeneemt. Dan zullen meer herten ook buiten het duin naar lekker voedsel gaan zoeken.

Hoeveel herten mogen er leven in het NPZK en waarop zijn die cijfers gebaseerd?

NPZK: in het voorjaar van 2015 zijn er 734 damherten geteld tijdens de jaarlijkse voorjaarstelling, voorafgaand aan de start van het beheer. Het gewenste aantal is 200.

Er wordt jaarlijks volgens een vaste methode geteld, in de hele kuststrook van Noord- en Zuid-Holland tegelijk. Hieruit krijg je het minimale aantal aanwezige herten. Het doelaantal is gebaseerd op de natuurschade en effecten die de dieren hebben op het duingebied.

Hoeveel dieren worden er afgeschoten?

Er wordt gestreefd naar een geslachtsverhouding van 1:1 en een zo natuurlijk mogelijke leeftijdsopbouw van de damherten. In het NPZK gaat het om een reductie van de populatie met 500 dieren in -in eerste instantie- vijf jaar tijd, exclusief het aantal dat overeenkomt met de jaarlijkse aanwas. Het totale beheer, in het NPZK-deelgebied bedraagt circa 2.000 dieren, wordt verspreid over vijf jaar (naar schatting gemiddeld 400 herten per jaar, maar de eerste jaren meer en de laatste jaren minder). In de periode 2015-2000 bleek dat het streefaantal nog niet gehaald was. Daarom wordt nu doorgezet met het omlaag brengen van het aantal damherten naar het streefaantal. We denken dat dat binnen een paar jaar bereikt wordt.

Daarna willen we een populatie van 200-300 damherten handhaven via beheer van het aantal dat overeenkomt met de dan veel geringere jaarlijkse aanwas (naar schatting ca. 50 a 100 herten per jaar).

Samenvattend: om uiteindelijk een evenwichtiger populatieomvang te bereiken, met een veel geringer jaarlijks beheer, dient de voorjaarspopulatie van ca. 750 naar ca. 200 dieren te worden teruggebracht.

Worden er ad random damherten afgeschoten?

Er worden aanvankelijk vooral hindes geschoten, omdat dat het meeste effect heeft op de grootte van de populatie. Daarnaast worden er in de bufferzone langs de binnenduinrand bokken geschoten. Er wordt gestreefd naar een geslachtsverhouding van 1:1 en een zo natuurlijk mogelijke leeftijdsopbouw.

Waarom worden er niet alleen zwakke dieren geschoten?

Als we alleen zwakke dieren afschieten, dan gaan we het gewenste aantal nooit bereiken. De schade aan de natuur zal nog verder toenemen en mogelijk onomkeerbaar worden. Bovendien neemt de kans op overlast en verhongeren van grote aantallen in strenge winters toe.

Wie pleegt het beheer?

De natuurbeheerders doen dit met eigen personeel, namelijk boswachters van de betreffende gebiedsbeheerders. Deze mensen zijn goed opgeleid, worden regelmatig getoetst en bijgeschoold en kennen het gebied goed.

Wat gebeurt er met de herten/het vlees?

De geschoten herten uit Nationaal Park Zuid-Kennemerland gaan naar poeliers in de regio. De opbrengst daarvan dekt slechts een klein deel van de kosten van de inzet van eigen personeel.

Waar vindt het beheer plaats?

Voor het populatiebeheer zijn er drie zones in het duin:

1. Een zone waar helemaal niet wordt gejaagd en herten goed zichtbaar blijven voor het publiek.

2. Een bufferzone langs de buitenrand van het duingebied waar geschoten wordt om overlast van uittredende herten terug te dringen (dat zijn vooral mannelijke dieren).

3. De rest van het gebied. Hier worden met name vrouwelijke dieren geschoten, omdat dat het meeste effect heeft op de populatiegrootte en populatiegroei.

4. Zieke, gewonde en zwakke herten (valwild) wordt geschoten op de plek waar het dier aangetroffen wordt. Overeenkomstig de praktijk van afgelopen jaren vindt het beheer buiten het leefgebied (het duingebied) plaats daar waar de openbare veiligheid niet in het geding is en wordt valwild geschoten op de plek waar het dier aangetroffen wordt.

Buiten de duinen is 'nulstandgebied': geen geschikt leefgebied voor herten. Hier kunnen alle herten afgeschoten worden. Dit is echter praktisch heel moeilijk: afschot in de nabijheid van wegen en bebouwing is heel beperkt mogelijk qua veiligheid.

Tussen de grondeigenaren zijn afspraken gemaakt wie waar het damhertenbeheer uitvoert. De gemeentes hebben hier ook een deel in.

Wanneer vindt het beheer plaats?

Valwild (zieke, gewonde en zwakke herten) worden het hele jaar door afgeschoten, net als damherten die zich buiten het leefgebied bevinden. Het populatiebeheer is aan wetten gebonden en zal zodra de periode definitief bepaald is worden gecommuniceerd.

Hoe lang duurt het tot de gewenste aantallen gerealiseerd zijn?

In het eerste Faunabeheerplan werd uitgegaan van 2021. Gebleken is, dat de groei van de populatie is gestopt maar het aantal herten nog niet (genoeg) is afgenomen. Daarom is een verlengend plan gemaakt met looptijd 2020-2026. Op de website van de Faunabeheereenheid zijn de beheerplannen te lezen: https://fbenoordholland.nl/ .

 

 

  1. Motivatie keuze voor beheer en geen andere maatregelen

Waarom is er gekozen voor beheer?

Alle andere mogelijkheden zijn uitgebreid onderzocht, maar toch niet haalbaar, daarom is beheer de beste oplossing; voor het dier zelf geeft beheer het minste stress en lijden.

  • Vangen en verplaatsen veroorzaken enorm veel stress bij de gevangen en de overblijvende dieren, en is ook een heel kostbare, regelmatig terugkerende maatregel. Verplaatsen naar andere gebieden helpt de dieren ook niet altijd, de mogelijkheid bestaat dat ze daar alsnog bejaagd worden.

  • Een prikpil (anticonceptie) is praktisch niet uitvoerbaar. Dan moet je de dieren jaarlijks vangen en de hormonen mogen niet in drinkwater terecht komen. Ook het NPZK is nog steeds een potentieel waterwingebied dat in geval van calamiteiten gebruikt wordt.

  • Introductie natuurlijke vijanden: het gebied is te klein voor wolf of lynx en zou ongewenste effecten in omgeving hebben

  • Wildspiegels, wildroosters en hekken helpen weliswaar iets bij het verminderen van de overlast buiten het leefgebied, maar voorkomen niet dat de populatie blijft groeien

  • Vergroting leefgebied: De AWD en het NPZK zijn met een natuurbrug verbonden. Echter, in het NPZK zijn ook al teveel damherten. Daarom kunnen damherten er nu nog geen gebruik van maken (raster). Kleinere dieren maken wel gebruik van de natuurbrug.

Waarom worden er geen hekken geplaatst?

  • Hekken bieden geen enkele oplossing voor het natuurschadeprobleem in het leefgebied, en zullen de problemen zelfs verergeren als gevolg van een verder toenemen van de populatie.

  • Daarnaast zijn ingangen waar wandelaars, fietsers, ruiters en dienstverkeer door moeten, lastig af te sluiten voor damherten. Damherten kunnen ver en hoog springen.

  • Bovendien heeft het Nationaal Park Zuid-Kennemerland heeft erg veel ingangen en is daarmee ook lastig in te rasteren.

  • Het verder isoleren van een natuurgebieden gaat tegen het (inter)nationale natuurbeleid in, dat juist inzet op het ontsnipperen en verbinden van afzonderlijke natuurgebieden. Door verbinden kunnen we geïsoleerd geraakte deelpopulaties van allerlei planten en dieren weer meer kans op overleven te bieden.

 

Welke andere maatrelen zijn er genomen in het NPZK?

De aantallen van de andere grote grazers zijn al naar beneden bijgesteld. Overigens betreffen dat geen wilde maar gehouden dieren en heeft iedere soort een eigen ´begrazingseffect´ op het duinecosysteem.

  1. Vergelijkingen met andere gebieden en dieren

In de Oostvaardersplassen wordt alleen ingegrepen als dieren zwak of ziek zijn, waarom hier niet?

  • Het Nationaal Park Zuid-Kennemerland is een ander gebied dan de Oostvaardersplassen (OVP).
  • Het gebied ligt in een druk stuk van de Randstad, met veel verkeer erom heen.

  • Ook zijn in het duingebied andere doelstellingen qua natuur dan in de OVP. De duingraslanden lijden nu onder het hoge aantal damherten: er zijn veel minder bloemen, het worden eentonige graasweides. Dit is in conflict met de Natura2000-doelstellingen en vermindert de biodiversiteit.

  • De ondergrond (duinzand versus klei) en historie van de gebieden maakt ook dat de gebieden nauwelijks te vergelijken zijn.

Er loopt ook vee (koeien, paarden, schapen) in de duingebieden. Waarom worden die aantallen niet verminderd?

Elk dier graast net weer anders en gebruikt het gebied anders. De herten doen niet hetzelfde als het vee. De aantallen koeien, paarden en schapen worden jaarlijks geëvalueerd. Als we zien dat het nodig is om het aantal grazers van een bepaalde soort te verminderen, gebeurt dat ook. Soms kan dat door castratie, bijvoorbeeld bij de Schotse hooglanderrunderen, soms door de mannelijke dieren uit de kudde te halen, zoals bij de pony’s of door dieren elders in een natuurgebied te plaatsen zoals de wisenten.

Waarom halen we de uitgezette dieren (zoals wisenten en Schotse hooglanders) niet uit het duingebied? Dan is er genoeg ruimte voor de damherten.

De verschillende dieren hebben verschillende gedrags- en eetpatronen. Alles bij elkaar spelen deze grazers een zeer positieve rol in het beheer en behoud van de natuur. Maar als er ergens teveel van zijn, zoals in dit geval damherten, dan raakt het uit balans. Dat verandert niet wanneer de wisenten of andere dieren eruit worden gehaald.

 

  1. Betrokken partijen en wetgeving

Wie gaat er over de damherten?

De provincie is het bevoegd gezag m.b.t. faunabeheer dus ook de damherten. De terreineigenaren zijn vertegenwoordigd in de Faunabeheereenheid en hebben een gezamenlijk plan gemaakt en ingediend. Dit is goedgekeurd door de provincie (GS).

Wat is de rol van de provincies, Gedeputeerde Staten?

De provincies zijn verantwoordelijk voor de balans tussen de instandhouding van soorten en het voorkomen van schade aan de (landbouw)gewassen, (lucht)verkeersveiligheid, volksgezondheid, openbare veiligheid en de natuur. Dit zijn de criteria waar provincies naar kijken bij het beoordelen van een faunabeheerplan of het afgeven van een ontheffing c.q. een vergunning.

Wat is de rol van de Faunabeheereenheid Noord-Holland (FBE)?

De FBE is een onafhankelijke zelfstandige stichting, die is opgericht in 2002. Het is de verantwoordelijke organisatie voor de coördinatie van de uitvoering van het faunabeheer in de provincie Noord-Holland, waaronder schadebestrijding en populatiebeheer. Het bestuur van de FBE bestaat uit vertegenwoordigers van de natuurorganisaties, de terreinbeheerders, de boeren en de jagers. Zij wegen binnen deze stichting hun belangen af. De provincie maakt geen deel uit van het bestuur. De FBE stemt af met faunabeheereenheden grenzend aan de provincie en stelt faunabeheerplannen op. Daarin staat hoe en waarom planmatig faunabeheer uitgevoerd kan worden. De provincie keurt deze faunabeheerplannen goed. Grondgebruikers zoals de natuurbeheerders kunnen via de Faunabeheereenheid het initiatief nemen om een ontheffing aan te vragen voor actief populatiebeheer op basis van zo’n Faunabeheerplan.

Wat is de rol van natuurbeheerders?

Natuurbeheerders in het NPZK (PWN, Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer) zorgen onder meer voor het opstellen en correct uitvoeren van natuurbeheerplannen. Faunabeheer betreft slechts een aspect van het natuurbeheer, maar vanwege de grote impact (o.a. ecologisch, maatschappelijk, juridisch) wordt het gewenste faunabeheer beschreven in een gezamenlijk faunabeheerplan. Daarbij nemen zij de relevante wetgeving in acht, op grond waarvan een ontheffing kan worden aangevraagd bij het bevoegd gezag. Na ontvangst van de beoogde ontheffing kunnen de natuurbeheerders zorgen voor een evenwichtig faunabeheer en daarmee een prachtig afwisselend duingebied.

Wat is de Flora- en Faunawetgeving?

De provincies zijn verantwoordelijk voor de Flora- en Faunawet en de Natuurbeschermingswet. De doelstelling van de Flora- en faunawet is de bescherming en het behoud van de gunstige staat van instandhouding van wilde planten- en diersoorten. De wet erkent dat dieren intrinsieke waarde hebben. Activiteiten die schadelijk zijn voor deze soorten, zijn in principe verboden. Op het verbod van schadelijke handelingen zoals het doden van deze dieren kan de provincie onder voorwaarden een ontheffing verlenen. De provincies voeren geen faunabeheer uit, maar stellen daar wel randvoorwaarden aan in het beleid en de afgifte van ontheffingen, toetsen faunabeheerplannen en ontheffingsaanvragen aan het beleid. Het doel van de Natuurbeschermingswet is het behoud van biodiversiteit. In deze wet is de bescherming van specifieke gebieden geregeld. Het NPZK behoort daartoe. De provincie kan een vergunning verlenen, of zelfs een (dwingende) aanwijzing verstrekken, voor activiteiten die ingrijpen in deze natuur, als het behoud van de biodiversiteit in het geding komt.

Wat is een Natura2000-gebied?

Natura2000 is een netwerk van beschermde natuurgebieden, opgezet door de lidstaten van de Europese Unie. Dit netwerk heeft als hoofddoelstelling het waarborgen van de biodiversiteit in Europa. Het Natura2000-netwerk dient daarbij ter bescherming van zowel de gebieden (natuurlijke habitat) als van de wilde flora en fauna op het Europese grondgebied van de lidstaten.

Nagenoeg alle Nederlandse duinen zijn onderdeel van het Natura2000-netwerk.

Staat jouw vraag er niet bij?

Is jouw vraag nog niet beantwoord? Neem dan gerust contact met ons op. Maak gebruik van het contactformulier of bel het Bezoekerscentrum De Kennemerduinen op 023-54 11 123.

Staat jouw vraag er niet bij?

Is jouw vraag nog niet beantwoord? Neem dan gerust contact met ons op. Maak gebruik van het contactformulier of bel het Bezoekerscentrum De Kennemerduinen op 023-54 11 123.